Een reuzenmol heeft huisgehouden in de Onner- en de Oostpolder. Enorme molshopen liggen verspreid in de polders ten oosten van Onnen en Noordlaren. Of zijn het ruimtevoertuigen, waarmee marsmannetjes of andere wezens van outer space zijn nedergedaald op aarde? Via de trap hebben ze vanuit de koepel van hun spaceship voet gezet op Harener bodem.
Helaas, het zijn slechts waterputten. Ze zijn, zo schrijft het Waterbedrijf Groningen op haar website, “op terpen” aangelegd. Dat is natuurlijk onzin – we zijn hier niet in Friesland. Ze liggen op wierden, zoals ten onzent “kunstmatige heuvels, opgeworpen om bij hoogwater een droge plek te hebben” worden genoemd.
De reden is inderdaad om de putten bij hoogwater droog te houden. Tijdens de watersnoodramp van 1998 – weet u nog wel? – werd de Onnerpolder onder water gezet om een overstroming van de stad Groningen te voorkomen. De waterputten in de polder kwamen daardoor onder water te staan, zodat de drinkwatervoorziening in onze provincie in gevaar kwam.
Omdat de extreem hoge waterstanden van 1998 zich vaker kunnen voordoen – gemiddeld eens in de honderd jaar, maar de volgende keer zou natuurlijk al morgen kunnen zijn – werden de Onnerpolder en de Oostpolder aangewezen als noodberging. Om de levering van drinkwater niet in gevaar te laten komen als de polders onder water moeten worden gezet, was het noodzakelijk de bronnen en putten op te hogen.
Jaren is er gewerkt aan de aanleg van dijken en heuvels. Het kostte een lieve duit, maar dan heb je ook wat, zoals dat heet. Midden vorig jaar was de klus geklaard. Laat nu het hoge water maar komen. Het Waterbedrijf Groningen is er klaar voor.
Alleen voor de mollen in de beide polders – en ander klein gedierte als konijnen, wezels en hermelijnen – is het te hopen dat de volgende inundatie nog honderd jaar duurt. Die zullen bij het onder water zetten van de polder onherroepelijk verdrinken. Tenzij ze natuurlijk hun heil zoeken op de terpen – pardon, wierden – van het waterbedrijf.