In Maastricht (Haren in Foto’s komt ook wel eens buiten onze provinciegrenzen, tot in het donkere zuiden) stuitte ik bij een verlopen kraakpand opeens op een kunstwerk – of wat daarvoor door moet gaan.
Overweldigd door zoveel lelijkheid bleef ik geschrokken staan. Het deed me ergens aan deed denken, maar aan wat? Waar had ik dit monstrueuze beeld van aan elkaar gelast oud ijzer in de vorm van een krokodilachtig wezen eerder gezien?
Mijn hersens pijnigend, nam ik ondertussen enkele foto’s van dit déjà vu. De eerste krakers keken reeds bezorgd uit het raam, zich verwonderend waarom een keurige jongeman zolang naar hun verwilderde tuin en de daarin slordig geplaatste hoop oud roest stond te staren. Daar moest iets achter zitten, maar wat?
Opeens wist ik het. Dit stond ook in Haren, bij het Clockhuys. Daar was sinds enige maanden tijdelijk – dat hopen we tenminste – precies zulk werk opgesteld van de hand van beeldend kunstenaar Jaap van Meeuwen, die met zulke artistieke erupties natuurlijk nog geen onbelegde boterham verdient, en die daarom bijklust als docent in datzelfde Clockhuys. In de – verder best aardige – beeldenexpo in de Hortus staan ook enkele objecten van hem. Eerder besteedde ik er – enigszins kritisch – aandacht aan, hetgeen me op enkele collegiale reprimandes van medewerkers van het Harense cultuurpaleis kwam te staan.
Zou Van Meeuwen connecties hebben in de Limburgse krakersscene en zo ook in Maastricht zijn wat dilettantische kunst hebben weten te slijten? ’t Lijkt me niet erg waarschijnlijk. Eerder komt het me voor dat de eerste de beste kraker met artistieke pretenties gelijksoortige beelden maakt als de uit Uithuizermeede afkomstige Clockhuys-docent. En dat geeft precies aan wat mij aan dat werk tegenstaat: het is gemakkelijke, dertien-in-een-dozijn handenarbeid, en met kunst – dat mensen moet verbijsteren, ontroeren, raken – heeft het niets van doen.