Het lijkt alsof hij echt brandt, de vuurtoren bij het Paterswoldsemeer. Maar dat kan natuurlijk niet. Het is geen vuurtoren. Het is een uitkijktoren, vermomd als vuurtoren.
Het zilveren baken werd in 1935 gebouwd, toen Hendrik Wilhelm Mulstege – de eigenaar van het achtergelegen hotel De Twee Provinciën, dat inmiddels is verdwenen om plaats te maken voor een serviceflat voor ouderen – een paviljoen aan het meer liet bouwen. Hij schakelde voor het ontwerp ervan de stad-Groninger architect L. van der Zee Szn in, gevestigd aan de Sluiskade.
Mulstege (1887-1962) had het Paterswoldse hotel, dat toen nog hotel-café Swama heette, in 1917 overgenomen “met de bedoeling van dit, gunstig aan het Paterswoldsemeer gelegen bedrijf, een uitspanning te maken, die voor die tijd zijns gelijke niet zou hebben,” zo schreef het Nieuwsblad van het Noorden op 28 maart 1957 bij het 40-jarig jubileum van De Twee Provinciën.
Mulstege liet een speeltuin aanleggen en “al gauw was dit plekje op de grens van Groningen en Drenthe een gezocht recreatieoord voor de drie noordelijke provincies,” aldus het Nieuwsblad. In 1925 werd de zaak uitgebreid, onder andere met een schelpengrot, die oudere Harenaars zich nog zullen herinneren.
In 1935 werd dus opnieuw een uitbreiding gerealiseerd – het paviljoen en de bijbehorende vuurtoren – die tot op de dag vandaag nog bestaat. In de tuin liet Mulstege een nieuwe attractie aanleggen, een zogenoemde ‘waterscooting’, die in feite een soort botsautootjes in het water behelsde. De al snel populaire attractie werd “gebouwd op het dennen-terrein aan den Kunstweg,” schreef het Nieuwsblad van het Noorden op 6 februari 1935 in een artikeltje over “de uitvoering van groote plannen voor het komende seizoen”. De Kunstweg was indertijd de naam voor wat we nu Meerweg noemen.
Op 28 juni van datzelfde jaar vond de officiële opening van het paviljoen en de nieuwe attracties plaats, hoewel ze “reeds eenigen tijd voor het publiek toegankelijk” waren. Het Nieuwsblad van het Noorden wijdde daags na de opening (dus op 29 juni 1935) een uitgebreid artikel aan het “sedert eenigen tijd […] aan den Z. W. kant van het Paterswoldsche Meer […] verrezen [gebouw], dat door een hoogen vuurtoren van 21 M., reeds op verren afstand zichtbaar is.”
Enthousiast vervolgt de verslaggever: “Het gebouw is zóó geniaal geplaatst, dat men, waar men ook zit, een schitterend uitzicht heeft. Hetzij in de zaal, hetzij in de waranda daarom heen, of op den aanlegsteiger, hetzij op de trans van de eerste etage, en natuurlijk op het groote betegelde platvorm op de 2e etage. Van de uitkijkpost bij den vuurtoren af, kan men de geheele omgeving schitterend in oogenschouw nemen.”
Na de opening werd de genodigden een rondvaart op het meer aangeboden, zodat ze de gelegenheid hadden om het nieuwe paviljoen met de vuurtoren “ook eens van den natten kant te bekijken.” Van die kant ook nam ik deze foto, waar de laagstaande zon precies door het glas van de vuurtorenkoepel scheen. Alleen was het water niet nat, maar hard. Er lag ijs.