Het heet de enige beek van Nederland te zijn die grotendeels zijn meanderende loop heeft behouden: de Drentsche Aa. Een 28 kilometer lange waterweg die onder verschillende namen – Deurzerdiep, Oudemolense Diep, Westerdiep – vanaf het Drents Plateau richting Groningen kronkelt, en die eigenlijk pas vanaf het Noorderlaarderbos Drentsche Aa wordt genoemd, waar hij de Drents-Groningse grens vormt.
Bij Glimmen, ongeveer ter hoogte van de Witte Molen, wordt de beek onder het Noord-Willemskanaal door geleid, en gaat dan Oude Aa heten. Deze foto is daar gemaakt, en misschien is het diepje hier – in polder Lappenvoort – wel op zijn mooist. De Aa kruist vervolgens de Eelder Schipsloot om al snel daarna bij het Friescheveen te verzanden.
Lang geleden stroomde de Drentsche Aa verder, richting Stad. Het Hoornsediep is een restant van de beek, en de Hoge en Lage der Aa hebben er hun naam aan te danken, evenals – uiteraard – de Der Aa-kerk. Oorspronkelijk mondde het riviertje in de buurt van Paddepoel uit in de Hunze. Maar in 1385 werd er een kanaal gegraven van Dorkwerd naar het Reitdiep, zodat de Aa uiteindelijk afwaterde in de Lauwerszee. Van die oude loop is door verzanding nauwelijks nog wat te zien. Maar tussen Glimmen en het Friescheveen is de beek nog in gave staat.
De Drentsche Aa. Hij inspireerde Glimmens meest bekende inwoner, de in juli van dit jaar overleden dichter Rutger Kopland, tot 18 gedichten. Weliswaar was het vooral zijn favoriete plek op een terras in Schipborg – da’s dan weer jammer – die Koplands dichtader opende, maar de poëzie is er niet minder mooi om. Zoals deze strofe, uit het gedicht Stroomdal I:
de rivier neemt mijn gedachten mee
het landschap in – en van alles wat ik zie
weet ik dat het anders had kunnen zijn
maar dat is het niet
(uit: Een man in de tuin, Amsterdam, 2004)