Eind maart berichtte ik over het ooievaarsnest bij de Moarweg. Inmiddels zijn de eieren uitgekomen. In het nest laten drie, inmiddels al aardig gegroeide uiverkuikens zich de aangevoerde kikkers en ander lekkers goed smaken.
Wel blijft een van de kleintjes in zijn ontwikkeling wat achter. Hij (of zij, natuurlijk) is duidelijk kleiner dan zijn broers en/of zussen en ook is hij minder levendig. Het verschil is goed te zien als een van de ouders met prooi arriveert. Het kleinste jong vertoont dan veel minder bedelgedrag en moet het afleggen tegen de big brothers. Het koude en natte weer van de afgelopen week heeft hem ook bepaald niet geholpen. Het is dus maar de vraag of het derde kuiken het redt.
Aanvankelijk schijnen er vier pullen te zijn geweest, maar eerder heeft een van hen al het loodje gelegd, en is door de ouders opgegeten. Dat klinkt wreed, maar zo is de natuur: als een kuiken sterft zien de ouders er nog slechts voedsel in.
Als ook het derde kuiken zou sterven, is dat – vanuit de ooievaarspopulatie gezien – geen ramp. Een sterfte van rond de 40 procent is normaal voor ooievaars; als het voorjaar koud en nat is ligt het zelfs nog hoger. Als er straks twee jonge eibers zouden uitvliegen, dan hebben de ouders van de Moarweg het goed gedaan.
Dat uitvliegen zal ook niet al te lang meer op zich laten wachten. De grootste kuikens zijn al druk bezig met vliegoefeningen.